Volgens onze stadsecologen vliegen er 3 soort vleermuizen op ons complex: de ruige- en gewone dwergvleermuis en de rosse vleermuis. Alle drie de soorten stellen andere eisen aan hun verblijf. Wat betreft de locatie geven de ruige dwergvleermuis en de rosse vleermuis een voorkeur aan bomen en de gewone dwergvleermuis aan gebouwen. Wanneer kasten worden opgehangen aan bomen zou dit voornamelijk voor de ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis functioneel kunnen zijn en incidenteel voor gewone dwergvleermuis. De ruige- en gewone dwergvleermuis zijn spleet bewonende soorten waarvoor platte kasten geschikt zijn. De rosse vleermuis is een holte bewonende soort, hiervoor zijn bolle kasten geschikt. De kans is overigens groter dat een ruige dwergvleermuis gebruik zal maken van de kasten dan rosse vleermuizen. Door zowel platte als bolle kasten op te hangen kunnen beide soorten een plek vinden. Wat verder van belang is dat de kasten worden opgehangen opminimaal 3 meter hoogte en er sprake is van een vrije ‘aanvliegroute’ (ofwel dat binnen 3 meter rondom de kast geen overhangende takken/bebouwing e.d. aanwezig zijn, zodat de vleermuizen de kast in kunnen). Verder is het van belang dat de locatie en omgeving niet verlicht is en de kasten op verschillende windrichtingen worden opgehangen (voornamelijk zuid/west en enkele bolle kasten op noord/oost). Een geschikte locatie is bijvoorbeeld langs de watergangen en de aaneensluitende bomenrijen langs de grens van het terrein.
Wat betreft het materiaal bevelen de stadsecologen een houtbetonnen kast aan aangezien houten kasten vaak kapot worden gemaakt door spechten.
Er zijn goede ervaringen met dit type kasten: Schwegler 2F(N) of VK WS 04 voor bolle kasten en Schwegler 1FF of VKWS02 voor platte kasten.
Mocht je een kast op gaan hangen, wil je ons dan de locatie laten weten? De stadsecologen willen dat graag weten voor hun database en dat geven wij dat aan hen door.