Gebroeders Groen: op bezoek bij SNV

Bij de tuin van Sigrun

Twee jongemannen, Kevin en Marvin Groen (what’s in a name!), een Rotterdamse tweeling, beiden bioloog, maken hele interessante televisieprogramma’s over natuur, biodiversiteit, moestuinen, enz. Op grond van hun expertise zijn ze uitgenodigd voor een bezoek op zondag 17 januari, ze wonen vlakbij onze tuinen en wij zijn benieuwd wat we van hen kunnen leren. Misschien hebben ze hele goede tips voor ons? Tuinders Sigrun Lobst en Leo Hoogwerff leiden ons rond, samen met Lou en Sigrun’s dochters.
Ze waren stomverbaasd over de biodiversiteit die ze aantroffen.Veel tips hadden ze voor ons, maar hun slotwoord was: “Mooier en beter voor de natuur, de mens en de stad dan hier kan het niet worden.” Zie hun website:
www.gebroedersgroen.com en https://www.instagram.com/gebroedersgroen/

Bezoek van de Gebroeders Groen aan tuinvereniging SNV op zondagmiddag 17 januari 2021
Terwijl we net met Kevin en Marvin Groen beginnen aan onze wandeling over het tuincomplex vliegen de enorme ara’s van Diergaarde Blijdorp krijsend in cirkels boven ons hoofd, alsof ze ons de boodschap brengen: ‘’Blijf van deze prachtige plek af”.
Sigrun vertelt dat we Kevin en Marvin willen laten zien wat we hebben en dat we graag tips willen horen op het gebied van diversiteit. Hoe kunnen we aan de gemeente duidelijk maken welke waarde het tuincomplex nu heeft, maar ook wat willen we voor de toekomst. Welke rol kunnen we spelen voor de stad?

Natuurwaarde van het huidige complex
Op het park wordt gewandeld, in het weekend is de kantine open, mensen komen iets drinken, we delen dit park met alle Rotterdammers. Helaas door Corona is dat nu niet mogelijk.
Sigrun vertelt verder dat we nog meer verbinding met onze buren zoeken: de Groene Connectie van Delfshaven, het Essenburgpark, het Roel Langerakpark en de Speeldernis.
Daarom lopen we langs de randen van ons complex om de raakvlakken met de buren te zien, en bekijken we ook diverse tuinen en openbare stukken.
Al heel snel zegt Kevin: “Je ziet dat hier veel manieren van tuinieren naast elkaar zijn, dat komt ook door de verschillende achtergronden van de tuinders. Mais en bonen zie je bij de Kaapverdianen. Turken verbouwen b.v. uien, knoflook, sla en spinazie. Mensen uit verschillende culturen en streken hebben ieder een eigen benadering van de tuin. Tuinieren leer je vaak van ouders en grootouders, buren en vrienden. Voor de biodiversiteit van een volkstuinencomplex is dat natuurlijk geweldig. Dieren vinden hier alles wat ze nodig hebben: hoge en lage bomen, struiken waar ze hun voedsel vandaan kunnen halen en zich kunnen verstoppen. Heel fijn dat je dat allemaal naast elkaar hebt. Open stukken zijn ook belangrijk voor veel insecten en laatvliegers. De afwisseling in hoogte is heel goed voor de vogels. De huisjes, schuren en afdakjes geven beschutting als het slecht weer is, ook nestgelegenheid. Overwinteren kan waar het een beetje droog en beschut is.”
Marvin vraagt zich af waarom de gemeente niet een voetbalclub op de grasvelden van het Roel Langerakpark maakt, dat wordt twee of drie keer per jaar gebruikt voor een evenement. Verder wordt er weinig gebruik van gemaakt en voor de biodiversiteit levert het ook weinig op.
Hoe kan er een ontheffing komen voor zoiets als dit? Er moet sowieso compensatie komen, maar hoe en waar? Zoveel variatie als we hier zien, krijg je niet zo snel terug. De natuurwaarde van het tuinencomplex is vele malen hoger dan die van het park hiernaast, waar veel kort gemaaid gras ligt.
Water en oevers
We komen bij de sloten achter in ons tuincomplex op de grens met Blijdorp. De broers zien de beschoeiing en vinden het jammer dat er zo’n harde hoge rand is, waardoor het voor dieren moeilijker is om uit het water te komen. Je zou meer natuurlijker oevers moeten creëren. Aan de overkant bij Blijdorp zien we dat het al gebeurd is. We vertellen dat de gemeente die beschoeiingen pas allemaal vernieuwd heeft. Ook voor de vegetatie is een oever met geleidelijke overgangen en gradiënten beter; allerlei waterplanten kunnen dan floreren.
Marvin en Kevin vragen zich af of het slootwater wel in orde is. Het water in de sloot zou onderzocht moeten worden of er veel lood in zit. Zoveel kroos duidt erop dat er vervuiling is. Dat kan komen door teveel gebruik van mest. Ze vragen ons of er veel mest wordt gebruikt. Wij denken van niet, maar weten het niet zeker. Te veel kroos duidt op te veel voedingstoffen in het water en slechte doorstroming. Dat is slecht voor het onderwaterleven, maar ook voor insecten en eenden, zo kan je heel snel botulisme krijgen.
We staan op het punt waar ons complex grenst aan de hogesnelheidslijn en zien in de sloot op het complex een enorme hoeveelheid kroos, maar aan de andere kant in de sloot naast het spoor helemaal niet, terwijl er onder ons, onder het pad deze twee sloten met elkaar verbonden zijn. Werken de duikers wel goed? Liggen die misschien te hoog, zodat het kroos er niet door kan? Op dit punt zou er veel meer stroming moeten zijn, vinden ze.
Kansen in de openbare stukken van het complex
We zien hier is ook een groot stuk openbaar groen met ronde struiken en boompjes erin, vooral exotische sierstruiken, weinig bloei en vruchten. We vertellen dat op dit gebied wel vaak kinderen spelen, die kunnen zich leuk verstoppen achter de struiken. De meeste tuinders vinden dit waarschijnlijk ook mooi. Toch zou het openbaar groen veel bloemrijker kunnen worden, volgens de broers. Het gebied zou kunnen worden ingericht zoals een van de andere openbare stukken dat pas was heringericht, met hoogteverschillen, dood hout en natuurlijke speelplaatsen.
Oudere tuinders zou je kunnen voorlichten over een andere manier van tuinieren en inrichten van openbaar groen. Je zou ze kunnen meenemen op een excursie, b.v. naar het Kralingse bos, daar wordt veel geëxperimenteerd. Het beste is zelf ervaren, maar misschien eerst iets laten uitleggen door een expert van buitenaf, b.v. door een presentatie in het clubhuis.
De wildernistechniek is alles z’n gang laten gaan, dat is heel goed, maar hoeft niet perse.
We praten over het maaien van het gras; de beheerder gaat er vanuit dat er bepaalde eisen zijn voor het maaien van het gras. Mozaïekmaaien bestaat ook, je zou er onderzoek naar kunnen doen, want het kan extra bloei opleveren.
We kijken in een tuin met een stapel takken. En hek van allemaal takken op elkaar is super, vinden de broers, oud en dood hout is heel mooi. Omdat iedereen wat anders doet, is het ook heel gevarieerd en dat is alleen maar goed voor de dieren.
Dan komen we in een siertuin, wel met een vijver, dat vinden ze ook een goede toevoeging. Er staan geen 1-jarige planten, meerjarige planten zijn altijd beter. Er is wel afwisseling in struiken in donker/licht. Er zijn veel verschillende hoekjes en kleine plekjes, ook bodembedekkers zijn belangrijk. Van de druiven wordt sap gemaakt. Er staat een oude appelboom, die veel schimmel vertoont. Soms heeft zo’n boom zijn tijd gehad, maar ook de schimmel voegt weer iets toe aan de diversiteit.
We komen langs de grote, prachtige eikenboom. Bomen hebben heel lang kunnen groeien, de vereniging bestaat vanaf 1938, dus alles heeft heel lang kunnen rijpen. Vanaf dit pleintje zie je de diversiteit van oude, hoge bomen en heb je mooie doorkijkjes. We vertellen dat er de laatste jaren veel eikenprocessierupsen in de eik zitten. Dat vinden de broers heel goed voor allerlei beestjes. Mezen eten de kleine larven, maar vleermuizen hebben een hele belangrijke functie, ze zijn de beste bestrijders van de rupsen. Kevin vraagt of er vleermuiskasten zijn. In tuinen van leden zijn er al veel, laatst zijn door vrijwilligers nog eens 23 kasten opgehangen.
We vertellen dat we al avondwandelingen hebben georganiseerd om uitleg over de vleermuizen te krijgen.
We komen bij een andere variant van openbaar groen. Het is het plantenperk afgebakend met gevlochten twijgen, dat wordt verzorgd en bijgehouden door twee tuinders, twee vrouwen. Voor algemeen werkuren kan iemand ook een eigen stukje, een plantsoen bijhouden. Hier staan altijd prachtige bloemen, steeds op een ander moment bloeit er weer wat, dus er zit een bepaalde volgorde in. Bij een mix van exoten en inheemse planten is de bloeiperiode heel lang, wat een extra pluspunt is van tuin- en stadsnatuur.
Verbindingen tussen tuinen en mensen
We gaan naar de tuin van Sigrun, ze vertelt dat ze vaak zaadjes uit de bermen haalt en die plant in haar tuin. Er is een enorme diversiteit aan planten. Er is sinds dit jaar een kleine vijver en ze heeft al heel veel soorten salamanders en kevers gezien. Ook zit er al een pad in en op de flauwe zandoever badderen vogels en zitten veel bijen. De broers vertellen dat padden ook overleven onder het ijs, diep in de modder. Kikkers kunnen ook eventjes bevriezen en dan ontdooien. Onder de lagen ijs leven nog miljoenen organismen, waar we geen idee van hebben. We sluipen tussen de takken over het slingerende paadje naar de volgende wilde tuin. Hier hebben ze een paar tuinen met elkaar verbonden, dat vinden de gebroeders ook mooi.
Veel beter dan in zo’n wilde tuin kan het niet qua biodiversiteit, zegt Kevin. Je hebt niet het idee dat je in de stad bent. Kevin en Marvin vertellen dat harde afzettingen, schuttingen en hekken een belemmering vormen voor veel dieren. Heggen zijn een ideaal verbindend element, een ligusterhaag is prima, egels en andere diertjes kunnen doorlopen, schuilen en zich nestelen.
Voor dieren is een grotere en vollere heg alleen maar beter, maar we vertellen dat ons bestuur dat onderwerp ook al aan de orde heeft gesteld. De broers vinden het prima dat je naar binnen moet kunnen kijken, maar voor de biodiversiteit wil je eigenlijk een flinke haag.
Behalve verlies van biodiversiteit is er ook sociaal emotionele waarde die je verliest als de tuinen opgeofferd zouden worden. Inclusiviteit verlies je ook. We vertellen dat mensen hier ook echt meer interesse in elkaar hebben, soms meer dan in hun woonbuurt.
We schuilen voor de regen in de kas voor gemeenschappelijk gebruik en sluiten het bezoek af.
We vragen het nog een keer aan de broer Groen: wat kunnen we nog meer halen uit ons volkstuinencomplex? Ze vinden dat we meer kunnen halen uit gemeenschappelijke, openbare stukken. Kleine eilandjes met elkaar verbinden. Die soort “mooie” stukken zien mensen het liefst, de meesten willen niet een beetje rommelig met stapels stenen en dode takken. Maar dat is voor de biodiversiteit toch het beste. Het is een proces dat jaren duurt en het heeft ook te maken met generatieverschillen. Eerst de aaibare dieren benoemen, nog niet over insecten praten, maar over hommels en vlinders. Rondleidingen geven en uitleggen, zo kunnen we publiek binden, maar Marvin en Kevin waarschuwen ons dat de insecten wel de basis vormen en ook al zijn ze ‘niet aantrekkelijk’ voor mensen, het is wel enorm belangrijk voor de biodiversiteit.
Ze vinden dat wij ook een rol voor de hele stad vervullen. Samenhangende grote groene ruimtes zijn belangrijk voor een stad, daar moet je geen stuk uithalen. Aan de randen van groengebieden heb je veel verstoring door verkeer, drukte, licht; de kernzones zijn daarom waardevol en zeldzaam in de stad. De connectie met andere parken, als die niet meer goed is, verstoor je heel veel biodiversiteit. Het Essenburgpark is heel nat, je hebt daar veel amfibieën. Door een heg en groen met b.v. stepping stones verbind je het met het Roel Langerakpark en jullie complex, dat is weer verbonden met Blijdorp en het Vroesenpark. Dat is een prachtige groene ring, daar past geen kunstgras tussen, dat zorgt voor een verstoring.
Marvin en Kevin Groen benadrukken dat groen in de stad ook is, wat de gemeente wil en daar in de toekomst juist moet en wil investeren. https://www.rotterdam.nl/wonen-leven/meer-groen-in-de-stad/ . Ze geven ons de tip om meer te benadrukken dat het complex ook voor andere Rotterdammers is: geef rondleidingen, cursussen in de kantine, educatieve projecten.
We nemen afscheid van hen en bedanken hen voor de prettige ontmoeting.
Rotterdam, 25 januari 2021
Lou Verhage



Vleermuizen op VTV SNV

Volgens onze stadsecologen vliegen er 3 soort vleermuizen op ons complex: de ruige- en gewone dwergvleermuis en de rosse vleermuis. Alle drie de soorten stellen andere eisen aan hun verblijf. Wat betreft de locatie geven de ruige dwergvleermuis en de rosse vleermuis een voorkeur aan bomen en de gewone dwergvleermuis aan gebouwen. Wanneer kasten worden opgehangen aan bomen zou dit voornamelijk voor de ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis functioneel kunnen zijn en incidenteel voor gewone dwergvleermuis. De ruige- en gewone dwergvleermuis zijn spleet bewonende soorten waarvoor platte kasten geschikt zijn. De rosse vleermuis is een holte bewonende soort, hiervoor zijn bolle kasten geschikt. De kans is overigens groter dat een ruige dwergvleermuis gebruik zal maken van de kasten dan rosse vleermuizen. Door zowel platte als bolle kasten op te hangen kunnen beide soorten een plek vinden. Wat verder van belang is dat de kasten worden opgehangen opminimaal 3 meter hoogte en er sprake is van een vrije ‘aanvliegroute’ (ofwel dat binnen 3 meter rondom de kast geen overhangende takken/bebouwing e.d. aanwezig zijn, zodat de vleermuizen de kast in kunnen). Verder is het van belang dat de locatie en omgeving niet verlicht is en de kasten op verschillende windrichtingen worden opgehangen (voornamelijk zuid/west en enkele bolle kasten op noord/oost). Een geschikte locatie is bijvoorbeeld langs de watergangen en de aaneensluitende bomenrijen langs de grens van het terrein.

Wat betreft het materiaal bevelen de stadsecologen een houtbetonnen kast aan aangezien houten kasten vaak kapot worden gemaakt door spechten.

Er zijn goede ervaringen met dit type kasten: Schwegler 2F(N) of VK WS 04 voor bolle kasten en Schwegler 1FF of VKWS02 voor platte kasten.

Mocht je een kast op gaan hangen, wil je ons dan de locatie laten weten? De stadsecologen willen dat graag weten voor hun database en dat geven wij dat aan hen door.